De jongens van mijn leeftijd zijn opeens te schreeuwerig en te klein. Ik heb altijd met ze gespeeld, gevoetbald en het snoep gedeeld, met ze geklommen over muren en aangebeld bij boze buren. Maar nu ben ik hun vriendschap kwijt, want ik zit in de PUBERTEIT.
Mijn moeder zegt: "Wat ben je sip?" en ze bekijkt me vol begrip, net of ze alles van mij weet. Mijn vingers op het tafelkleed trekken dan vierkanten en kringen en ik zeg heel gemene dingen en ik heb al van tevoren spijt, zo gaat dat in de PUBERTEIT.
Op avonden met prachtig weer, wanneer ik dus mijn huiswerk leer, hoor ik beneden in de straat de kinderen met hun kinderpraat. Ik weet hun spelletjes, hun regels, en al hun tekens op de tegels, en vraag me af, in eenzaamheid, hoe lang dat duurt, zo'n PUBERTEIT.